HUISVLIJT

Garnalen pellen.

Foto garnalen pellenRond 1915 stonden er twee garnalenpellerijen in Arnemuiden. Sinds die tijd begon men thuis garnalen te pellen. In 1928 begon Piet Pelle een "pelderij" in het Tuindorp. Ook Klaas Poppe uit Harderwijk begon in 1930 een pellerij in de Molenweg. Elk had zo z'n eigen pelders. De pelders kregen een koperen plaatje met een nummer er op. Bij het uitdelen van de garnalen werden de nummers afgeroepen. Begonnen werd bij het nummer waar men de vorige dag bij gebleven was. Waren er na het uitdelen nog garnalen over, dan kon men bij het inleveren van de gepelde garnalen (de zgn. kietjes) nog een portie meenemen. Maar had men daar geen zin in, dan wachtte men net zo lang tot men zeker wist dat de garnalen uitgedeeld waren. Daarvoor was men meestal eerst even bij de buren wezen informeren. In een zinken emmer werden de garnalen opgehaald. Bij het inleveren van de kietjes nam men ook de lege doppen mee. Deze zogenaamde "koppen" werden in de visdrogerij (de puffabriek) te Arnemuiden verwerkt tot vismeel voor de beesten. Men kreeg een afgepaste portie garnalen mee. Uit een kilo garnalen haalde men ongeveer 3½ ons kietjes. Er bleef maar weinig over om er eens af en toe wat van op te eten; het gewicht van de gepelde garnalen en de doppen moest precies kloppen! Gepeld werd op een garnalenplank of op een tafelzeiltje. De Keuringsdienst van Waren kwam geregeld steekproeven nemen. Als alles dan in orde was bevonden, werd je pelvergunning weer voor een jaar verlengd. Ook de pelbazen keken goed of de garnalen schoon gepeld waren. Per ons gepelde garnalen werd 5 cent per ons uitbetaald. Als het wat algemener werd, was het 7½ cent per ons gepelde garnalen.

De firma J. van Belzen B.V. en Zonen, die nu alleen is overgebleven, had ook zijn bakens uitgezet in België en Frankrijk, zodoende kwam er afzet genoeg. De mensen die een uitkering genoten (ook wel Dreesmensen genoemd) maakten van deze gelegenheid gretig gebruik om de aanvulling op hun uitkering te vergroten. Maar ze trokken in hun kielzog zo de gehele bevolking mee. In de zestiger en zeventiger jaren kon men pellen zoveel men maar wilde. Want er waren verschillende garnalenhandelaars bijgekomen o.a. de Gebroeders De Ridder, Jan van Belzen uit de Spoorstraat, Jan van Belzen uit de Lantsheerweg, Koopmans uit de Molenweg, kortom adressen genoeg om te pellen. En tot genoegen van de pelsters ging de pelprijs danig omhoog. Met sprongen van 5 cent per ons, zodat de hoogste prijs is uitbetaald van ongeveer 80 cent per ons. In de topjaren werd er meer dan 1 miljoen kilo garnalen gepeld bij de firma Van Belzen. Dan keerden ze aan pelloon uit 3 à 400.000 gulden per jaar. Er waren gezinnen die per week ¦ 250 verdienden, zodat er velen de hypotheek van hun huisje hebben afgelost. Men pelde al van 5 uur 's morgens tot 's avonds laat. Zo haalden ze van tijd tot tijd de pelbaas uit bed met de mededeling "dat het tijd was". Weer later werden ze met auto's thuis bezorgd en half 9 deed men de tweede ronde. Dit had ook tot voordeel dat manlief, voordat hij naar z'n werk ging, nog een schoteltje mee kon pellen. Daarna kwamen de kinderen, voordat ze naar school gingen, aan de beurt.

Door vele leden van de Gereformeerde Kerk is in de jaren 1963-1967 drie avonden per week gepeld voor de nieuwe banken voor de nieuwe kerk. Zo rond 1980 was het allemaal afgelopen met deze typische Arnemuidse huisarbeid. De t.v. deed zijn intrede en daarmee liep ook de pelijver terug, want men moest 's avonds t.v. kijken. Later viel ook het op de dag pellen weg; er werd op het werk beter verdiend. Ook van regeringswege is er een halt toegeroepen aan het thuis garnalenpellen. De nu nog bestaande firma J. van Belzen B.V. en Zonen laat nu de Noordzee-garnalen met koelauto's naar o.a. Rusland, Bulgarije en Marokko brengen om daar te worden gepeld en vervolgens worden de kietjes weer met de koelauto's opgehaald en worden ze dan afgewogen in pondjes en kilo's. Dan zijn ze verzendklaar voor de consumptie. De pelmachines voldoen nog steeds niet aan de gestelde eisen, te hoge afschrijfkosten en te laag rendement. Ook de steur, die verhandeld wordt, komt grotendeels uit landen in Azië. aar al met al was het voor de vrouwen een zware taak om alle dagen achter de garnalentafel te zitten en tegelijk het huishouden draaiende te houden. Het uitbetalen aan het eind van de week was het mooiste wat er aan vast zat. Een Arnemuidenaar verdient graag wat en schuwt dan echt het werk niet. Maar men geeft het geld ook weer gemakkelijk uit. De Arnemuidenaars hebben niet direct een spaarzame aard. Men geniet graag van datgene wat is toevertrouwd.

Erwten lezen.

Als huisvlijt werden in Arnemuiden ook veel erwten "gelezen". De wormstekige erwten werden uitgezocht. Er waren er die 's nachts al op stap gingen naar Middelburg met een handkar (ook wel "krette" genoemd) om de muddezakken erwten bij de graanhandelaar op te halen. Men deed dan wat doeken om de wielen, opdat de concurrent niet wakker zou worden. In Middelburg aangekomen werd de kar vol geladen en ging men weer op huis aan om de erwten goed schoon na te lezen. Vervolgens werden deze dan weer teruggebracht naar Middelburg. Bij het inleveren van de schoon uitgezochte erwten moest ook het uitgelezene, het zogenaamde piksel, afgegeven worden. Er werd dan gecontroleerd of het totale gewicht wel klopte. Na goedkeuring leverde een muddezak nagelezen erwten 70 cent op. Bij afkeuring kon men alles weer mee terug nemen

Om zeekraal en lamsoren.

Foto schorrenVoor bijverdienste gingen er meestal ruim 20 meest vrouwen en ook enkele mannen naar de schorren om zeekraal of lamsoren te snijden. Schorren waren er in die tijd genoeg rond Arnemuiden. Zo had je de Piet, het plaetje, d' onder bolle, voo 't hof, 't Goese schorre, de anwas, de kloot, de duuntjes, 't noorden, 't schorretje van Veere, den egbert, enz. De mannen gingen met de fiets. De vrouwen deden het te voet, veelal twee uur gaans aleer ze op de plaats van bestemming waren. Meestal vertrokken ze 's morgens in alle vroegte al om 5 uur. Ze haalden elkaar op, want niet ieder was even heldhaftig. Schorregasten werden ze genoemd. Ze wisten precies waar ze het over hadden. Ze kenden er elk kreekje Wat is daar een armoede geleden, op de schorren. Zo'n open vlakte zonder schuilgelegenheid en dan in weer en wind, vooral met de maartse buien. Laarzen kenden ze niet. Ze liepen er rond op oude schorrekousen, dus al de tijd met natte voeten. De luttele centjes werden zuur verdiend. Meestal ging men eind februari weer voor het eerst schoorvoetend de schorren op om de lamsoren te snijden. En met het voorjaar om de zeekraal. Een ware delicatesse was dat.

De meeste vrouwen hadden kinderen thuis. Maar voor oppas was gezorgd, want voor hun gezin stonden ze op de bres. Onderweg viel er ook nog wel eens wat te beleven. Eens waren ze halverwege op de Sloedam gekomen, terwijl van de Zuidbevelandse kant twee figuren uit het duister opdoemden. Eén van de twee begon te zingen "Van roedel de roedel de jo". Ze hadden het er glad niet op, op zo'n berebaas met z'n grote beer. Maar de heldinnen waren al naar voren opgeschoven. "Die zal eens wat moeten doen, dan slaan we het jok op z'n kop kapot". Maar nee, ze kregen een eredansje te zien. Want de baas gaf de beer een tik op z'n kont en zo gaf hij de schorregasten een voorstelling. Waarna hij met de hoed rondging. Maar helaas, de groep was niet één cent rijk. Zo vervolgde hij z'n weg met ze een goede dag en goede arbeid toe te wensen. En zo hoorden ze hem in de verte weer zingen "van roedel de roedel de jo". "Koekkoek een gezang", zeiden ze tegen elkaar toen het avontuur achter de rug was. En met het vervolgen van de reis deden ze het hem na. Wat hadden ze een schik met elkaar, de schorregasten. Eén van de schorregasten kreeg een tik op haar bips, terwijl het schorregastenkoor aanhief met het zingen van "roedel de roedel de jo". En eenmaal op de schorren hoorde de schaapherder het koekkoek een gezang van de schorregasten "van roedel de roedel de jo". Hij dacht zo bij zichzelf: "zeker een nieuw Arnemuids lied".

© G. de Nooijer


Terug naar Inhoudsopgave